BELEGERING DER STARCKE STADT GROLLE
HOOFDSTUK V

VOORZORGSMAATREGELEN


Frederik Hendrik treft maatregelen, om te voorkomen dat het beleg niet onverwacht opgebroken zou moeten worden: kolonel Prinsen wordt met 37 vendelen met kolonel Varix (die over minder troepen beschikte) naar het zuiden gestuurd om de Spanjaarden eventueel te beletten Emmerich, Rees, Grave of Gennep te belegeren; Joris de Bije wordt naar Lochem, een andere bevelhebber wordt naar Lichtenvoorde gestuurd om deze plaatsen te bezetten. He zou namelijk kunnen dat het leger van graaf Hendrik van den Berg deze dorpen als uitvalsbasis voor het ontzet zou kunnen gaan gebruiken. Tenslotte zendt Frederik Hendrik enkele leden van de gecommitteerden te velde naar Zutphen en Deventer om er op toe te zien, dat alle "noodtwendighe behoeften voor het leegher wierden aengevoert."

Een paar eskadrons ruiters worden op gezette tijden naar deze twee steden gestuurd, om leeftocht te halen en per schuit wordt deze dan over de Berkel naar Borculo vervoerd om door voetknechten naar het leger voor Grolle gebracht te worden.
Bij het kwartier van Frederik Hendrik worden 20 bakovens, elk 9 voet lang, 8 voet breed en 1 voet hoog gebouwd, waarin 28.000 pond brood per dag wordt gebakken. Bovendien is er in het magazijn altijd 400.000 pond brood, 235 lasten meel en 48.000 pond kaas aanwezig. Tenslotte wordt de volgende verordening afgekondigd:

"... en op dat de vyant hen niet mogt uithongeren, wierden voor eerst alle onweerbare jaren en kunne, en daerenboven al wat onbequaem was om de wapenen te voeren, belast uit het leeger te vertrekken..."


VORIGE HOOFDSTUK VOLGENDE HOOFDSTUK