BELEGERING DER STARCKE STADT GROLLE
HOOFDSTUK XIII

STAATSE TROEPEN AAN DE STADSGRACHT


De loopgraven, aangelegd door de manschappen van de graaf van Nassau, zijn inmiddels de 'Molenkolk' genaderd en de Schot Pudewelts, hopman van het lijfwachtenregiment van Frederik Hendrik, blaast op 7 augustus de nabijgelegen sluis op. Deze sluis bepaalt het waterpeil van de stadsgrachten en op deze manier wordt het peil in de gracht met vijf voet verlaagd, zodat er nog negen voet overblijft. De belegeraars proberen de gracht te dempen met takkenbossen, balken en ander hout, om zo een dam door de gracht aan te leggen om zo de stadswallen te bereiken. Wanneer dit werk al ver gevorderd is, verschijnt Verreyken met twee kanonnen op de faussebraye. De dam over de gracht wordt kapotgeschoten en met pekkransen in brand gestoken. De belegeraars moeten voor dit geweld wijken, maar keren niet lang daarna met versterking terug. Onder bescherming van twee kanonnen wordt het vernielde werk weer opgebouwd. He vuur van de wallen wordt beantwoord, maar dit is niet afdoende, er vallen vele doden en gewonden onder de belegeraars, waaronder de Engelse oversten Rames en Proudus, die beiden gedood worden. Uiteindelijk wordt de overmacht te groot en moet Verreyken met zijn geschut een veilig heenkomen zoeken.


VORIGE HOOFDSTUK VOLGENDE HOOFDSTUK